Disco (muziekgenre)

Disco
De originele leden van de Village People in 1978
De originele leden van de Village People in 1978
Vaak toegepaste
instrumenten
gitaar, basgitaar, piano, strijkinstrumenten, keyboard, drums, drumcomputer
Populariteit groot, jaren 70 en begin jaren 80.
Afgeleide varianten Hi-NRG, Italodisco, Dancepop, house
Subgenres
Eurodisco, Spacedisco, Nu-disco, Progressive disco
Fusiongenres
Disco Bop, Disco Synth
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Disco is een genre van dansmuziek dat erg populair was in de jaren '70 van de twintigste eeuw. De melodieuze muziekstijl, gebaseerd op een opzwepend four-on-the-floor bas- en drumritme, sissende hihats met een wall of sound van orkestrale arrangementen en uitgebreide synthesizer-klankeffecten, vond zijn oorsprong in de Amerikaanse sub- en tegencultuur van minderheidsgroepen zoals Latino's, homo's, Afro-Amerikanen en jonge vrouwen die was onststaan in de New Yorkse ondergrondse muziekscene eind jaren '60.[1]

Geschiedenis

Oorsprong

In de marge van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging en contestatiebeweging tegen de Vietnam-oorlog en het conservatieve establishment ontstond eind jaren '60 een nieuwe sub- en danscultuur in het New Yorkse nacht- en uitgaansleven. Sodomie, travestie, en als koppel dansende homoseksuele mannen waren nog uitdrukkelijk bij wet verboden en leidden regelmatig tot politie-razzia's in leegstaande kazernes, donkere kroegen of homobars (die meestal eigendom waren van de maffia) waar homo's, Latino's, Afro-Amerikanen, marginale jongeren en andere minderheden verzamelden. Na de dagenlange Stonewall-rellen van eind juni 1969 zocht deze tegencultuur naar dansgelegenheden waar ze in alle veiligheid en vrijheid openlijk zichzelf konden zijn.

Op 14 februari 1970 organiseerde hippie-dj David Mancuso in de beruchte New Yorkse homobuurt Greenwich Village in zijn eigen loft, later ook 'The Loft' genoemd, een privé-dansfeest waar enkel genodigden aanwezig mochten zijn en de ordediensten dus niet mochten binnenvallen. Om ook de dansbeleving zelf intenser te maken, introduceerde Mancuso, in plaats van de toen gangbare, primitieve geluidsinstallaties (met lage, hoge en middentonen), een geavanceerde hifi-muziekinstallatie die bestond uit een set van meerdere, kleine, op hoogte opgestelde tweeters (die de hoge tonen in alle richtingen verspreidden), in combinatie met op de grond geplaatste basluidsprekers (woofers). Op die manier creëerde Mancuso bij het publiek op de dansvloer, in een kleurrijk versierd decor, een uitbundige, feestelijke sfeer van vrijheid en ongeremd dansplezier. Mancuso's concept van perfect afgespeelde, dansmuziek in een glamoureus kader kende een enorm succes en kreeg al snel navolging van andere dj's in New York die ook hun eigen nachtclubs oprichtten. Naast 'The Loft' van David Mancuso waren 'The Gallery' van dj Nicky Siano en 'The Sanctuary' van dj Francis Grasso de voornaamste hotspots van het nachtelijke uitgaansleven in de pioniersperiode van de disco. Vooral Grasso zorgde voor vernieuwing in de dansbeleving door, in tegenstelling tot de traditionele dj's die simpelweg het ene liedje kort na het andere speelden waardoor mensen tussen twee liedjes in de dansvloer verlieten, de nummers geleidelijk in elkaar te laten overlopen. Door de techniek van beatmixing te perfectioneren - Grasso maakte hiervoor gebruik van meerdere draaitafels en een mengpaneel voorzien van een (cross-)fader en pitch-control - slaagde hij erin om bij de dansende menigte een 'energetische sfeer' te creëeren die op zijn beurt aanzette om te blijven dansen.

Door al deze vernieuwingen ontstond een alternatieve, ondergrondse muziekscene waar etnische en seksuele minderheden uit alle lagen van de bevolking konden dansen en liefkozen. De term 'disco' bestond nog niet en de gedraaide muziek, later omschreven als 'dansbare rhythm en blues', was nog divers (R&B, soul, funk, motown) maar meestal wel zwoel en opzwepend, en vaak gericht op solodans zodat je kon dansen op je eentje, in een vrije stijl, zonder een (dans-)partner.[2]

Voorlopers van de disco

Elementen uit de discomuziek waren begin jaren zeventig voor het eerst te horen, bijvoorbeeld in Isaac Hayes' soundtrack bij de film Shaft uit 1971. De eerste disconummers werden in 1973 uitgebracht, hoewel velen Manu Dibango's Soul Makossa uit 1972 als de eerste disco-opname beschouwen.[3]

The Trammps-drummer Earl Young introduceerde het 'four-on-the-floor' drumritme en het intens gebruik van de hihats in de toenmalige dansbare Rhythm-and Blues en wordt daarom de "Vader van de disco" genoemd.

De aanvankelijk alternatieve danscultuur werd voor het eerst beschreven door muziekjournalist Vince Aletti in het artikel "Discotheque Rock '72: Paaaaarty!" van 13 september 1973 in het magazine Rolling Stone. Hij introduceerde de term 'disco' voor muziek die tot dan nog 'dansbare R&B' werd genoemd.[4]Het woord disco is afgeleid van discotheek, een type nachtclub dat in het begin van de jaren zestig opkwam en is gericht op dansen.[5] De commerciële hoogtijdagen van de disco begonnen in de jaren 1973-'74 met de hits Never can say goodbye van Gloria Gaynor (1973) en Rock your baby van George McCrae (1974).

Gouden jaren (1977-1979)

Met het uitkomen van de cultfilm Saturday night fever en de opening van de glamoureuze danstempel Studio 54 door Steve Rubell kende de disco-rage in 1977 zijn absolute hoogtepunt. Zangeres Donna Summer kreeg als "Queen of Disco", de status van superster. Haar met Giorgio Moroder gemaakte nummer I feel love (1977) werd ook een baanbrekend nummer voor de opkomende synthpop.

Om de disco-beleving nog intenser te maken introduceerden sommige artiesten aanstekelijke danspasjes die dankzij de genoemde cultfilm en de hierop inspelende dansscholen erg populair werden. Typische disco-dansstijlen zijn de 'funky chicken dance', 'the hustle' (Van McCoy), de 'bump' (Penny McLean), de 'boogaloo', 'mashed potato', de 'robot' (Michael Jackson), de 'bus stop' etc.[6]

Een discobal

Eind jaren zeventig was disco internationaal zo immens populair geworden dat gerenommeerde artiesten uit het klassieke, rock- of popmilieu niet langer aan de financiële of creatieve verleiding konden weerstaan om ook een disco- of een door disco geïnspireerde single of plaat uit te brengen, vaak tot grote ontstentenis van hun oorspronkelijke fans. Toch kenden deze artiesten met hun, aan de tijdsgeest aangepaste, dansbare nummers vaak hun grootste hits zoals Rod Stewart met "Da Ya Think I'm Sexy?" in 1979, Queen met "Another One Bites the Dust" in 1980, the Rolling Stones met Miss You" in 1978 en David Bowie met John, I'm Only Dancing. Ook de progressieve rock groep Pink Floyd introduceerde disco-elementen zoals in hun enige nummer-1 hit in de VS en het VK Another Brick in the Wall, Part 2 in 1979 en in andere liedje zoals Deel 8 van "Shine On You Crazy Diamond" in 1975, Pigs (Three different ones)" uit 1977, en Young Lust in 1979, die allemaal een funky, gesyncopeerde basslijn hadden. Zelfs hard rock groep KISS kende in 1979 een gigantische hit met hun naar eigen zeggen "historische, want eerste rock-disco song" I Was Made for Lovin' You.

Andere muzikanten die zich op het commerciële disco-pad begaven waren onder meer The Eagles met "One of These Nights" in 1975, Paul McCartney & Wings met "Goodnight Tonight" in 1979, Electric Light Orchestra met Shine a Little Love" en Last Train to London (beiden in 1979), Ringo Starr's album Ringo the 4th in 1978, the Kinks met (Wish I Could Fly Like) Superman" in 1979, The Grateful Dead met Shakedown Street" en The Who met "Eminence Front" in 1982.

Discosound

De meeste discohits onderscheidden zich van andere dansmuziek uit de jaren zeventig door hun karakteristieke sound, de discobeat, een uniek drumpatroon van 120 beats per minute. Deze bestaat uit minimaal vier componenten. De basis wordt gevormd door de makkelijk te herkennen four-on-the floor vierkwartsmaat die ontstaat door vier slagen op de bassdrum op elke kwartnoot van de maat. Deze opzwepende beat zet, net zoals de pulserende harslag, het lichaam aan om te dansen en te bewegen. Tweede bestanddeel van de discobeat is de constante backbeat op de snaredrum, met slagen op de tweede en de vierde tel van de maat. De derde en vierde component vormen de zgn. offbeat, die ontstaat door slagen op de open of gesloten (met ingetrapt pedaal) hihats, met slagen op de achtste noten. De hihats worden gebruikt om het (strakke) ritme te variëren en accenten toe te voegen.

Aanvankelijk waren de meeste disconummers enkel bedoeld voor het discotheek-publiek, in plaats van algemeen publiek, zoals radioluisteraars en televisiekijkers. Don Cornelius (1936-2012) was een van de televisiepresentatoren die het genre propageerden in de VS. In zijn televisieshow Soul Train - uitgezonden van 1971 tot 1993 - konden uitgelezen amateurdansers hun nieuwste moves en club outfits vertonen. Disco strekte zich op haar hoogtepunt daardoor ook uit tot de mode in de kleding.

Disco als clubmode

Tegenbeweging

Aan het einde van de jaren zeventig keerde een aanzienlijke groep muziekliefhebbers zich nadrukkelijk tegen de discorage, die door hen als een leeghoofdig massaverschijnsel werd gezien. Vooral het Amerikaanse rockmilieu was de alomtegenwoordigheid van de disco in de media en in het bijzonder bij de radiostations zo beu dat er een sterke tegenbeweging op gang kwam. Deze aversie vond haar weerslag in nummers als Dancin' Fool (1979) van Frank Zappa, en in Nederland Disco Really Made It (It's empty and I hate it) (1979) van Gruppo Sportivo en In de disco (1983) van Noodweer.

De intense afkeer voor disco bereikte zijn climax met de 'Disco Demoliton Night' op 12 juli 1979 toen de pas ontslagen radiopresentator en rock-dj Steve Dahl in het Comiskey Park stadion in Chicago tussen twee baseballwedstrijden van de Chicago White Sox tienduizenden opgestapelde discoplaten liet exploderen waarna een menigte woedende jonge rockfanaten het veld bestormde en vernielingen aanrichtte.

Nalatenschap

Italodisco

Met de introductie van elektronische instrumenten in het discogenre zoals synthesizers, drumcomputers en vocoders ontstond er vanaf begin jaren tachtig een compleet nieuw genre. Een van 's werelds eerste volledige vormen van elektronische dansmuziek was de italodisco. Na de intrede hiervan verdween de discomuziek volledig uit de schijnwerpers. Italodisco bleef tot het eind van de jaren tachtig populaire dansmuziek voor jongeren in niet Engelstalige delen van Europa.[7]

Hi-NRG

Naast de Italodisco was ook de Hi-NRG-muziek een elektronische verderzetting van de discomuziek. Kenmerkend voor deze, vooral in de jaren 80 erg populaire dansmuziek, is het snelle tempo van 130 tot 140 BPM, een baslijn bestaande uit octaafintervallen en het gebruik van staccato ritmische elementen zoals cowbells. Het genre was vooral populair in de homoscene van landen zoals de VS, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Mexico.

Dancepop

Eveneens sterk geïnspireerd en voortbouwend op de disco ontstond eind jaren '70 de dancepop, dat de beats van dancemuziek combineerde met de structuur en catchy melodieën van disco en popmuziek. Net als de Hi-NRG werd het dansgenre in de jaren 80 vooral gepopulariseerd door het producerstrio Stock Aitken Waterman. Grote namen van deze muziekstijl waren onder meer Michael Jackson, Madonna, Milli Vanilli, Modern Talking en Prince.

House

Ook house is door het gebruik van beats met de vierkwartsmaat en opzwepende baslijnen een directe afstammeling van disco. Deze stroming in de elektronische dansmuziek ontstond begin jaren jaren tachtig en was vooral populair in de jaren negentig.

Invloeden

Soul en funk

Soul- en funkplaten die de disco beïnvloed hebben zijn onder meer:

  • Sly & the Family Stone - 'Dance to the Music' (1968), 'Everyday People' (1968), 'Thank You (Falletin Me Be Mice Elf Agin)' (1970) en 'Family Affair' (1971)
  • Hugh Masekela - 'Grazing in the Grass' (1968)
  • The Honey Cone - 'Want Ads' (1971), 'Stick Up' (1971)
  • Isaac Hayes - 'Shaft' (1971) en 'Hung Up On My Baby' (1974)
  • Trammps - 'Love Epidemic' (1973)
  • Incredible Bongo Band - 'Bongo Rock' (1973)
  • Deodato - 'Also Sprach Zarathustra' (1973)
  • Average White Band - 'Pick Up the Pieces' (1974), 'Cut the Cake' (1975)
  • James Brown - 'Get Up (I Feel Like Being a) Sex Machine' (1970), 'Get Up, Get Into It, Get Involved' (1971), 'Get On The Good Foot' (1972)

Motown

De Motown-sound bevatte ook veel elementen die geassocieerd zouden worden met het discogeluid:

Philadelphia soul

Philadelphia International Records bepaalde de Philly soul en had tevens invloed op de latere disco, met platen als:

  • The Three Degrees - 'When Will I See You Again?' (1974)
  • The Intruders - 'I'll Always Love My Mama' (1973)
  • The O'Jays - 'Love Train' (1973), 'For the Love of Money' (1974) en 'I Love Music' (1975)
  • MFSB - 'TSOP (The Sound Of Philadelphia)' (1974), 'Love is the Message' (1974)

TK Records

Vroege TK Records discotracks:

Discohits

Sister Sledge in 2008

Vroege discohits zijn onder meer:

Grote discohits waren er tussen 1975 en 1982 Casablanca Records and Filmworks:

Muzikanten en bands

Disco

Eurodisco

Zie ook het artikel eurodisco

Zie ook

Bron
  1. Leo Blokhuis, Disco, docu, NPO Start, februari 2015
  2. Chapman, Grace, Sadoway, Anna, Disco: Sound of a Revolution, aflevering 1, BBC Studios Production, 2023
  3. (en) Ray, Rita, Manu Dibango: The saxophone legend who inspired a disco groove. BBC News (28 maart 2020). Gearchiveerd op 13 juli 2022. Geraadpleegd op 13 juli 2022. “Indeed, Soul Makossa is believed by some to be the first disco record.”
  4. Vince Aletti. Gearchiveerd op 9 maart 2023. Geraadpleegd op 23 juni 2023.
  5. Disco, Encyclopaedia Britannica
  6. Nneka Opene, funky flashback popular 1970s dance moves, Dance History, Atomicballroom, 12 mei 2015. Gearchiveerd op 24 juni 2023.
  7. Tracking the history of Italo disco and its undervalued legacy Far Out Magazine, 1 december 2020. Gearchiveerd op 26 oktober 2022.
Mediabestanden
Zie de categorie Disco van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.